Overdrachtsbelasting

Overdrachtsbelasting

Bij verkoop op lijfrente is overdrachtsbelasting verschuldigd van 2%. De berekening hiervan vindt plaats op basis van de contante waarde van de verplichting tot uitkering van de lijfrente. Deze waarde wordt geschat met inachtneming van alle factoren welke van invloed zijn.

Een belangrijke factor van invloed is het vruchtgebruik. De lijfrenteverplichting zelf is gebaseerd op het blote eigendom. Daarmee is indirect ook de overdrachtsbelasting gebaseerd op deze lagere waarde (ten opzichte van de waarde van het volle eigendom).

De waarde van het vruchtgebruik is afhankelijk van de duur van het recht en de waarde van het woongenot. In de praktijk wordt het woongenot gewaardeerd op 6% van de waarde van de woning in vrij opleverbare staat. (artikel 10 van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956).

Metterwoonclausule

Doorgaans eindigt het recht van vruchtgebruik bij overlijden, het is niet overdraagbaar aan bijvoorbeeld erfgenamen. Dit betekent dat de Metterwoonclausule van toepassing is. (Metterwoon betekent zoveel als “daadwerkelijk” verlaten).
Het komt erop neer dat de waarde van het vruchtgebruik lager is wanneer deze op een bepaald moment eindigt dan wanneer deze zou doorlopen. Deze lagere waarde is vastgesteld op 25% van de waarde van het vruchtgebruik. Voor de overdrachtsbelasting wordt deze 25% opgeteld bij de waarde van de lijfrenteverplichting. Over deze som is direct overdrachtsbelasting verschuldigd, maar dit houdt tevens in dat er op het moment van overlijden van de verkoper geen overdrachtsbelasting meer verschuldigd is.